Gerrit komt strontzat thuis, na een gezellig avond in de kroeg. Hij laat zich voor dood neervallen in z’n bed, naast zijn vrouw. Hij wordt wakker aan de poort van de hemel en St. Petrus zegt: “Gerrit, jong, gij zijt gestorven in uwe slaap”.
Gerrit, volledig uit zijn lood geslagen, antwoordt:
“Dood? Ik kan niet dood zijn! Ik hou te veel van het leven! Ik wil terug naar huis!”.
St. Petrus zegt: “Gij kunt alleen maar terugkeren als een kip”.
Gerrit antwoordt: “Zolang ik maar kan terugkeren naar een boerderij, dichtbij mij thuis, is het goed!”.
Zo gezegd, zo gedaan.
Daar staat Gerrit, bedekt met pluimen en krabbend in de grond. Een haan komt dichterbij: “Ah.. jij bent die nieuwe kip. Hoe is je eerste dag hier geweest?”
“Niet slecht”, zegt Gerrit de kip. “Maar ik voel iets raars in me buik, net alsof ik ga ontploffen!”. “Je ovuleert”, legt de haan uit. “Zeg nu niet dat je nog nooit een ei hebt gelegd? Ontspan en laat u volledig gaan. Dat is heel normaal”.
Gerrit luistert naar de haan en enkele oncomfortabele momenten later… Voilá, een ei! Gerrit loopt over van emotie na z’n eerste kennismaking met het moederschap. Met volle overgave legt hij nog een tweede ei. Terwijl hij zich klaarmaakt om ook nog een derde ei te leggen, voelt hij een harde klap op zijn hoofd en hoort z’n vrouw roepen:
“Gerrit, word wakker! Je schijt ons hele bed vol!!”